Jan Burssens - zonder titel - Verkocht

Lithografisch portret van een monster van de Vlaamse kunstschilder en graficus Jan Burssens (Mechelen 1925 – Nevele 2002). Hij wordt beschouwd als een van de voornaamste Vlaamse existentialistische materieschilders. Hij genoot een beperkte opleiding van een jaartje aan de Academie van Gent (waar hij later leraar werd) en bleef voor de rest autodidact. Hij vertrok in 1946 naar Nederland, waar hij in contact kwam met Karel Appel en Corneille en de dichters Bertus Aafjes en Gerrit Achterberg. Eind jaren ’40 begon Burssens te experimenteren met zand, keitjes en schelpen in zijn verf om bepaalde kleureffecten en texturen te creëren. Ook de driptechniek deed zijn intrede. In 1951 en in 1954 werd hij onderscheiden bij la Jeune Peinture Belge. In 1952 stichtte hij de groep Art Abstrait maar het dogmatische karakter van het programma van de groep dwong Burssens, die tegelijkertijd nog steeds met een ‘abstracte-figuratie’ aan het experimenteren was, “Art Abstrait” al na een jaar te verlaten. Dit betekende voor Burssens een bevrijding: hij ging zijn eigen weg en dit resulteerde in de meest creatieve en originele periode in zijn carrière. Hij evolueerde van lyrische abstractie naar figuratief expressionisme en werd ‘de schilder van de binnenkant’ en gaf het essentiële van de geportretteerde weer. “Gedreven door de drang naar verdieping, vervagen de figuratieve alibi’s om tekens en aanklachten te worden. Menselijke en dierlijke figuren spreken een picturale taal vol afschuw, verscheurdheid en tederheid, monsters met zachte zinnen, geharnaste en ongenaakbare borstwering rond een kwetsbaar hart”. Zijn terugkeer naar de figuratie en meer bepaald naar de portretschilderkunst vanaf 1965 resulteerde in een reeks van schilderijen die hij maakte rond Che Guevara en Chino. Deze portretten illustreren Burssens’ voorliefde voor de kunst van Goya en Velasquez. Hij nam deel aan de Biennale van Venetië (1958) en de Documenta (Kassel, 1959), en zijn werk is aanwezig o.m. in Musea te Brussel, Kortrijk, Gent en Oostende, maar ook in het Guggenheim in New York.